-
1 exempter
exempter [egzãtee]1 vrijstellen (van) ⇒ ontheffen (van), ontslaan (van), dispensatie verlenen (van)v(de) vrijstellen (van) -
2 libérer
libérer [liebeeree]♦voorbeelden:♦voorbeelden:se libérer d'une hypothèque • een hypotheek aflossenv1) bevrijden3) ontslaan [dienst]4) storten, betalen5) vrijmaken6) uitstorten [hart]7) uiten [gedachten]8) liberaliseren [handel]9) vrijlaten -
3 dispenser
dispenser [diespãsee]♦voorbeelden:je vous dispense à l'avenir de vos visites • ik verzoek u mij voortaan van uw bezoeken te verschonen♦voorbeelden:1. v2) uitdelen, geven2. se dispenserv -
4 décharger
décharger [deesĵaarzĵee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 〈 juridisch〉 décharger un accusé • een ontlastende getuigenis ten gunste van een beschuldigde afleggendécharger sa bile, sa rate • zijn gal uitstortendécharger son coeur • zijn hart luchtendécharger sa colère sur qn. • zijn woede op iemand botvieren♦voorbeelden:v1) verschieten [kleur]2) zaad lozen3) afladen, lossen4) ontladen [wapen]5) afschieten [wapen]6) ontlasten, verlichten7) vrijstellen [verplichting]8) vrijpleiten [juridisch] -
5 affranchir
affranchir [aafrãsĵier]1 vrijmaken ⇒ bevrijden, vrijlaten, politiek onafhankelijk maken, vrijstellen (van)1 zich bevrijden (van) ⇒ zich losmaken (van), van zich afgooien♦voorbeelden: -
6 détaxer
détaxer [deetaaksee]〈 werkwoord〉 -
7 exonérer
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский